“Duurzame verandering in het onderwijs heeft de tijd nodig”

Tijdens het webinar over evalueren en borgen van interventies liet Erik Adema, schoolleider van De Rietpluim in Nuenen, de woordspeling al vallen: bij interventies, het meten van hun effectiviteit en het bestendigen van hun opbrengst gaat het hem om de ‘kwalitijd’. “Dat staat voor jezelf de ruimte en tijd gunnen om aan iets te werken en onderweg bij te stellen,” zegt hij na afloop. “Niet willen dat het morgen anders is, maar goed kijken hoe je voor elkaar krijgt dat het op termijn blijvend beter wordt. Niet veranderen om het veranderen, omdat je nou eenmaal extra middelen hebt gekregen en het dus kan.”

Erik Adema

Adema werkt inmiddels acht jaar op de school, die zo’n 500 leerlingen in 16 groepen en 40 teamleden telt. De Rietpluim is geen doorsnee basisschool, vertelt hij. Nuenen ligt in de welvarende groene zoom van Brainport Eindhoven, een hoog opgeleide en steeds internationalere stadsregio. De school telt dan ook veel kinderen van ondernemers uit de kennissector en van kennismigranten uit landen als India en Turkije. Daarnaast werken veel ouders op hoge posities in de zorg. Daardoor waren er ook tijdens de lockdowns veel kinderen op school: ze kwamen naar school omdat hun ouders essentiële beroepen hadden of omdat ze anders niet met Nederlands in aanraking kwamen.

Doorbouwen aan eerder gemaakte keuzes

“Er zijn geen kinderen uit beeld verdwenen, en de vertragingen vielen mee,” zegt Adema. “Voor de kinderen die wel thuis waren hebben we snel online onderwijs opgezet, en de meeste ouders konden dat prima handelen.” Toen de school weer gewoon open kon, werd met de middelen van het NP Onderwijs daarom vooral doorgebouwd aan keuzes die vóór de coronapandemie al waren ingezet. Er werden drie extra teamleden mee aangesteld en het leerlingenvolgsysteem ging op de schop. Een deel van het geld ging naar schooljudo en maatregelen die het welbevinden van de leerlingen moeten verbeteren.

“Die keuze voor meer mensen sluit precies aan op keuzes die we al hadden gemaakt, waardoor we het team flexibeler konden inzetten,” vertelt Adema.” We wilden meer gezamenlijke en gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij een eigen groep per leerkracht niet heilig is. Door de NP Onderwijsmiddelen in te zetten voor meer formatie hebben we dat nog meer dan gedacht kunnen doen. Dat proces loopt al jaren en is nog steeds gaande. We nemen daarbij echt de tijd om te kijken wat werkt en wat niet.”

Volwaardige collega’s met reguliere aanstelling

De Rietpluim heeft grote (parallel)groepen van 30 leerlingen of meer (zo’n 60 kinderen per leerjaar). Adema: “Dan is het met drie of soms zelfs vier mensen op zo’n groep echt heel anders werken dan met twee. De uitbreiding biedt bijvoorbeeld de flexibiliteit om 1-op-1 aandacht te geven als dat nodig is, of om in kleine groepjes te werken. En dan niet alleen voor extra instructie, maar juist ook om aan dat welbevinden te werken. Ook wij hebben na corona best wel te maken gehad met afwezigheid door ziekte en een gebrek aan invallers. Daardoor werkt onze opzet niet altijd, maar het is toch een goede keuze gebleken.”

Klassituatie

De drie nieuwe collega’s blijven ook als er geen extra middelen meer zijn, zegt Adema. “Ze zijn niet even worden ingevlogen om bij te springen, maar zijn volwaardige collega’s met een reguliere aanstelling. Ons bestuur begroot gelukkig met lef en zegt: iedereen die er nu is, die blijft. Want straks hebben we iedereen hard nodig. Dan maar even in de min tot er bijvoorbeeld iemand met pensioen gaat. Zo kunnen we langzaam afbouwen met natuurlijk verloop. Uiteindelijk houden we die extra bezetting dus niet, maar blijft de ervaring wel binnen.”

Schooljudo bleek een gouden greep

Al had de school een relatief sterke uitgangspositie na corona, er waren wel effecten van de NP Onderwijsmiddelen. Op de leesvaardigheid bijvoorbeeld. Kinderen die al graag lazen, gingen dat nog meer doen. Maar kinderen die juist niet graag lazen, werden thuis niet altijd gestimuleerd. “Die hebben we vooral meters laten maken, en zo kwam het goed,” zegt Adema. Vertraging was ook te ze zien bij handelend rekenen, bijvoorbeeld met maten, inhouden en gewichten. Adema: “In de klas doe je dat voor, letterlijk met stappen en gewichten en water. Achter een scherm is dat lastig. Daar hebben we dus wat extra materiaal voor aangeschaft.”

“Ook op het gebied van bewegen was er enige achterstand, en we merkten dat jongere kinderen meer moeite met tegen hun verlies kunnen, doorzetten en keuzes maken. Daarom zijn we ook op sociaal-emotioneel gebied gaan inzetten.” En op schooljudo, ‘een gouden greep’ in de woorden van Adema: “Die lessen doen veel met de kinderen, vooral op gebieden die ze hadden gemist, zoals fysiek contact en rekening houden met elkaar. Ook daar gaan we na het NP Onderwijs zeker mee door. Het geld ervoor vinden we wel ergens. Daar is het waardevol genoeg voor.”

Nulmeting met nieuw leerlingvolgsysteem

Een ander doel waarvoor de extra middelen zijn ingezet was het leerlingvolgsysteem. De school stapte over van CITO naar IEP, dat volgens Adema meer en bredere inzichten biedt. “Maar ook omdat we zo na corona eigenlijk een nulmeting konden doen, en vorderingen goed kunnen zien. Ik spreek het een paar keer per jaar door met de coördinator. We zien al dat we weer op niveau zijn met rekenen en begrijpend lezen. Daar hebben we met zijn allen in kunnen investeren door die extra middelen. Eigenlijk zou je daar geen extra’s voor nodig moeten hebben en zou het voor elke school vanzelfsprekend moeten zijn, maar we zijn blij dat we het hebben.”

De kwaliteitskaarten gebruikt Adema niet, al vindt hij het een handige en goede manier om vorderingen logisch op een rijtje te zetten. “Ik herken me erin en we deden veel van die dingen al. Misschien moeten we nog wat meer structureel evalueren, maar gemiddeld liggen we goed op koers en hebben we voldoende bespreekmomenten. Verder kennen we een dunne organisatie, met veel zelforganisatie en met expertteams. Die hebben één extra taak, waardoor ze hun aandacht niet te dun uit hoeven te smeren en langer aan een onderwerp kunnen werken. Die organisatievorm heeft ons veel gebracht, maar vergt van mij als schoolleider wel dat ik niet overal van wil weten.”

Onderwijs heeft behoefte aan vertraging

Ook voor het borgen en bestendigen van interventies is het belangrijk om de tijd te nemen, zegt Adema. “Het onderwijs heeft denk ik veel behoefte aan vertraging, zodat we van daaruit heel goed kunnen kijken naar wat er op ons afkomt en waar we wel en geen ja tegen zeggen. Want door het geld van het NP Onderwijs is de houding mogelijk versterkt dat er iets nieuws of anders van scholen wordt verwacht, terwijl ze de dingen waarmee ze bezig waren voor het programma hebben laten liggen. Het geld was heel welkom, maar het kan ook te snel gaan, en de steun is eindig. Mijn ervaring leert me dat echt duurzame en waardevolle verandering in het onderwijs wel vier of vijf jaar nodig heeft. En dat is helemaal niet erg.”

  • Footerlogo Nationaal Programma Onderwijs