Gemeente Landgraaf: “We weten hier van elkaar waar onze kracht ligt”
In het Limburgse Landgraaf vormt de goede samenwerking tussen scholen, gemeenten en ketenpartners een stevige basis voor duurzame inzet van middelen uit het NP Onderwijs.
Beleidsmedewerkers Joyce Dahlmans en Femke Kettenis zijn de trekkers van het Nationaal Programma binnen de gemeente. Kettenis doet vooral het contact met het onderwijs en de voor- en vroegschoolse educatie (vve), Dahlmans zit meer op de raakvlakken met de maatschappelijke ondersteuning eromheen. Het NP Onderwijs vraagt veel in een beperkte tijd, vinden ze. Maar dat klinkt allerminst als een klacht: het tweetal maakt de indruk voortvarend aan de slag te zijn.
Duurzaam
“Corona heeft achterstanden vergroot die er al waren. Het gaat er nu om die te herstellen, duurzaam en liefst met lokale partijen. Dat is een flinke puzzel,” vertelt Kettenis.
“Uiteraard zijn wij begonnen met het inventariseren van de behoeften. Bij de scholen zelf in ons clusteroverleg, bij schoolmaatschappelijk werkers, hulpverleners en andere ketenpartners. Scholen zijn vooral bezig met didactische vraagstukken in samenhang met een goed pedagogisch klimaat. Dan gaat het over rekenonderwijs en wordt kwetsbare taalontwikkeling vaak genoemd. Maar heel duidelijk is ook een groeiende vraag rond eenzaamheidsproblematiek, somberheids- en angstklachten.
“Vervolgens zijn we gaan kijken welke interventies de scholen zelf vanuit het NP Onderwijs willen toepassen. Wat vragen zij daarbij van ons als gemeente, welke behoeften hebben ze en hoe kunnen wij daarop inhaken of zaken versterken?”
Toekomst
Dahlmans zoomt even uit. “Een paar jaar geleden, dus al vóór corona, zijn wij hier gestart met een nieuwe lokale educatieve agenda. Normaal stel je die als gemeente op samen met de schoolbesturen. Nu deden we dat anders. Eerst lieten we kinderen van elke school hun visie geven op hun toekomst in Landgraaf op terreinen als gezondheid, kansengelijkheid, omgeving en duurzaamheid. Vervolgens deden ouders dat, dan de schoolteams en ten slotte de ketenpartners.
“Daardoor hebben we nu een degelijke agenda, waar we onze interventies goed op kunnen laten aansluiten. En de samenwerking tussen scholen en gemeente is uitstekend: we trekken echt samen op en toetsen voortdurend bij elkaar waar we mee bezig zijn. We weten van elkaar waar onze kracht ligt. Ook bij het NP Onderwijs zijn wij als gemeente niet zelf iets gaan bedenken om vervolgens aan de scholen te vragen of ze er wat mee kunnen.”
Pijlers
Kettenis: “Over de inhoud zijn we het met de scholen eens. We hebben hier een po- en een vo-stichting en drie kinderopvangorganisaties die vve aanbieden. Samen zien we zes pijlers, doelgebieden, waar we aan gaan werken. Daarin proberen we zaken zo goed mogelijk te combineren. Al eerder hebben wij hier in Landgraaf de vve een flinke impuls gegeven. Dat zetten we gewoon door, maar de middelen uit het NP Onderwijs gebruiken we vooral voor primair en voortgezet onderwijs.”
Sociaal-emotionele leerlijn
Met welbevinden als rode draad zet de gemeente in op versterking van de sociaal-emotionele leerlijn en het pedagogisch klimaat, taalstimulering, aanbod van spel en cultuur in pauzes en de tussenschoolse opvang, voorleesbevordering met meer ouderbetrokkenheid, en aanpak van angst en somberheid door specialistische zorg dichter bij de kinderen te brengen. Binnen deze pijlers hebben alle scholen aangegeven wat er per locatie van belang is. Ze hebben plannen ingediend en interventies benoemd die ze gaan uitvoeren.
Dahlmans: “Voor scholen in het primair en straks ook het voortgezet onderwijs werken we nu een menukaart uit met allerlei interventies voor een aanbod op maat. Daar zitten interventies tussen voor alle kinderen, én interventies specifiek voor kinderen met taalrisico’s of met sociale problematiek, voor ouders, enzovoorts. Uitgangspunt daarbij is de menukaart van het NP Onderwijs, want bij alle diverse behoeften vormt die het didactisch houvast voor de scholen.
“Maar als gemeente hebben wij ook te maken met de kaders die het Rijk stelt. Ons gaat het vooral om de doorgaande lijn, expertisevergroting, versterking van de sociaal-emotionele gezondheid en dergelijke. We weten wat er in de praktijk van onderwijs en jeugdbeleid effectief is gebleken, en dat nemen we op.”
Plaatselijke verbinding
Volgens Kettenis gaat het er nu om welke organisaties een passend aanbod kunnen leveren om de menukaart te vullen. “Liefst zo lokaal mogelijk, zodat we ook de plaatselijke verbinding duurzaam inrichten. Dat hangt ervan af hoe hun inbreng past binnen de kaders en of we er financieel uitkomen.”
Dahlmans vult aan: “We willen ook graag de partners erbij houden die al in alle lagen van het onderwijs betrokken zijn. Bijvoorbeeld het schoolmaatschappelijk werk. Dan kunnen we sneller op locatie met de interventies starten. Dat gaan we doen vanaf nu tot aan de komende zomer. Daarna hebben we nog volgend schooljaar.”
Gefaseerd
Sommige scholen beginnen gefaseerd, merkt Kettenis op, ook gezien de beschikbare menskracht – een probleem dat in en rond het onderwijs uiteraard landelijk speelt. Ze willen ervoor waken “mensen helemaal over de kop te jagen” met de plannen. Maar de tendens is goed en de betrokkenen zien de meerwaarde van een gezamenlijke aanpak.
“De periode is wel kort,” stelt Dahlmans. “Iedereen zet zich ontzettend in, maar we weten niet wat covid nog gaat doen en wat dat voor scholen gaat betekenen, dat is nu maar weer gebleken.”
Uitwisseling
Het ministerie van OCW heeft via de Kenniskring Zuid het initiatief genomen voor een gesprek over knelpunten en kansen. Dahlmans: “Fijn dat er dialoog is en interesse voor een kleinere gemeente wat verder van Den Haag. Uitwisseling en begeleiding zijn wat minder direct geregeld dan bijvoorbeeld via het ondersteuningstraject bij het gemeentelijk achterstandenbeleid, maar daar hebben we ook andere contacten voor. Zo gaan we binnen de Gelijke Kansen Alliantie met buurgemeenten in Parkstad Limburg best practices en kennis delen.”
Zoektocht
Hoe zit het met de monitoring? “Die doen we in samenwerking met de scholen,” zegt Kettenis. “Bij heel gerichte interventies bouwen we meetinstrumenten in. Maar als didactische en gemeentelijke interventies elkaar versterken, is soms lastig te meten wat het meeste effect heeft, dat zal toch een zoektocht zijn.” Daarom, zegt Dahlmans, “zullen we ons er vooral op moeten focussen dat de kinderen zich over het algemeen beter voelen, en niet altijd kunnen vaststellen waar dat dan precies door komt.”
Door de duidelijke tijdshorizon van het NP Onderwijs moeten scholen er rekening mee houden dat het budget op een gegeven moment stopt. Kettenis noemt dat “onze grootste zorg”. Maar, tekent Dahlmans aan: “Als er heel succesvolle interventies tussen zitten waar duidelijk behoefte aan is, gaan we zeker kijken hoe we die na afloop kunnen voortzetten.”