#18 Smartphonegebruik en het tienerbrein

<Intro met de volgende tekst:
NP Onderwijs > Kenniscommunity
Welbevinden: Smartphonegebruik en het tienerbrein
Een tutorial met Jelle Jolles

www.jellejolles.nl
De achtergrondafbeelding hierbij is een groepje scholieren die elkaar lachend aankijken in een klaslokaal >


Deze tutorial gaat over de lerende tiener en zijn of haar gsm. Er gaat iets mis.

Wat gaat er mis? En waarom gaat het mis?

Hoe heeft dat relatie met leren op school, maar ook daarbuiten? Hoe heeft het een relatie met welbevinden? En wat kunnen we doen?

Dat is waar deze tutorial over gaat.

<Naast Jelle Jolles verschijnen artikeltitels zoals “Smartphones in de klas: het is gewoon langzaam maar zeker gebeurd”, “Laat de overheid nou eens grenzen stellen aan smartphonegebruik”, “Wie denkt dat het meevalt met telefoons op school, is al tien jaar niet in een klas geweest” en “Docenten overwerkt, leerlingen overstrest. Terwijl de beste remedie goedkoop en eenvoudig is: verbied de smartphone”>

Even de start.

We hebben al heel veel jaren een gesprek daarover. Er zijn een aantal jaar geweest,

van de jaar ‘15, ‘18, een aantal jaar geleden, dat men gezegd heeft. Het gaat eigenlijk best wel goed. Het is heel leuk die gsm. Geeft heel veel mogelijkheden in de klas. Informatie opzoeken op het internet. Quizjes doen. Maar het rumoer eroverheen is gegroeid.

U weet het ook. De afgelopen jaren steeds meer dat er gezegd is van, nou, ze zitten in de klas met die gsm en dat leidt tot een probleem met het leren. Het is gewoon echt heel veel

jaren al dat docenten overwerkt raken, leerlingen gestrest, die moeten naar elkaar luisteren. Docenten komen niet meer aan hun eigen werk toe, namelijk doceren.

Vandaar dat er gewoon kort geleden door de overheid gezegd is van: "nou, doe maar niet.”

Telefoon uit de klas en liefst ook uit de school.
Dus de vraag, wat is er nou mis? Wat is nou het kernpunt van het feit dat de gsm op school en in de klas, dat die op een ander manier zou moeten worden gebruikt? Dan ga ik even een aantal kerncijfers noemen van het gsm-gebruik, een groot rapport van een paar maanden geleden.

Het blijkt dat de helft van de jongeren, meer dan de helft van de jongeren, meer dan 4,5 uur per dag dat ding gebruikt. En dat ze dat ding, de gsm, ook heel vaak oppakken. Ruim 50 keer per dag, uitschieters tot 300 keer per dag dat je dat ding oppakt.

En op school is het gsm-gebruik vooral gericht op sociale media, YouTube, TikTok, gaming wellicht. En het vervelende, het erge, is dat het niet alleen op school is, maar ook onder het huiswerk, waardoor gewoon thuis er minder goed gebruik gemaakt wordt van de gsm en van datgene wat je aan tijd hebt voor je leren. Nog erger, blijkt dat er ook 's nachts meer van onze kinderen de gsm gebruikt dan wij weten. En dat het ook zelfs in de schoolweken is.

Vanzelfsprekend heeft dat dan invloed op de concentratie overdag, op het leren overdag.

<Naast Jelle Jolles verschijnt een dia met de titel “Technologie (hier: de gsm) creëert een illusie van kennis”
* Onvoorstelbare hoeveelheid info onder bereik: Swipe, klik, pushberichten. Films, foto’s, audio, teksten, simulaties, visuele semantische, sociale stimuli.
* Slechte selectie leidt tot verinderde reflectie, verminderde concentratie.
* Bedreiging voor opslag van andere, betekenisvolle stimuli.
* Nieuwsgierigheid wordt vervangen door zaken waar we niet om vroegen.>

Vraag, is de gsm de poort naar kennis?  Want eigenlijk denken we dat wel, hè? Het internet is een bron van ongelofelijke hoeveelheden informatie, die is onder bereik. We kunnen swipen, we kunnen klikken, we kunnen pushberichten binnenhalen. En daarmee films en audio, teksten, simulaties, van alles en nog wat aan informatie binnenhalen. Kúnnen.

Want technologie creëert een illusie van kennis. Het lijkt op kennis die we kunnen gebruiken, maar door het feit dat we niet kunnen selecteren, is het geen kennis die we  kunnen gebruiken. Dus omdat we zoveel kunnen binnenhalen, komt er slechts een deel binnen. We kunnen alleen dat binnenhalen wat zich toevallig aandoet. En die slechte selectie leidt dan uiteindelijk tot minder overdenking, minder concentratie. Onze aandacht is met andere dingen, waardoor we eigenlijk de betekenisvolle stimulie van de leraar, van datgene wat je op school zou moeten leren, niet binnenkrijgen.

Dat betekent per lesuur, minder tijd die efficiënt kan worden besteed aan het binnenhalen van prikkels, van informatie, van lesstof, die wel belangrijk is.

Nieuwsgierigheid is er ook niet meer, want je kunt gewoon klikken en dan komt informatie binnen. Ben je nieuwsgierig, dan ga je zoeken naar iets uit jezelf.

<Naast Jelle Jolles verschijnt een afbeelding van de ruggen van 3 kinderen die op een bankje staan zodat ze net onder de vitrage kunnen kijken die hangt voor het raam van een huis.
De titel erbij:”Your phone gives your mind what it likes the most: endless possibilities for novelty”. De overige tekst leest Jelle Jolles voor.>

Dus de iPhone geeft aan ons, aan onze nieuwsgierige brein, wat het het liefste wil. Eindeloze mogelijkheden om nieuwe prikkels binnen te halen. En prikkels die je dus niet gekozen hebt, en die wel de informatiecapaciteit van je brein belasten. Dus toegankelijke informatie, makkelijk toegankelijke informatie, die biedt zich aan. En daar kun je makkelijk op reageren. Dat is ingebouwd in de digitale technologie en daartegen kan je brein geen weerstand bieden. Nieuwsgierigheid is een van de belangrijkste functies van de mens. Maar als die nieuwsgierigheid opzij geduwd wordt door prikkels die zich als een trein aan je aanbieden, dan is er iets mis.

<Naast Jelle Jolles verschijnt een dia met als titel: “Gsm en sociale media verslaven aan nieuwigheid”. De overige tekst leest Jelle Jolles ook voor.>

Dus gsm en sociale media, die verslaven aan nieuwigheid. Dus het komt niet door de vele digitale informatie, maar door het feit dat we nieuwe prikkels binnen krijgen. Dat heeft te maken met ons brein, wat eigenlijk 24 uur per dag 7 dagen per week openstaat voor nieuwigheid.

Het brein is hongerig en wil geprikkeld worden. En de sociale media, en datgene wat je via

gsm binnenkrijgt, geeft daar de mogelijkheid voor. Als je een ping krijgt, je kijkt naar dat ding, WhatsApp, even kijken, het geeft een snelle beloning, er zijn mechanismen in het brein die zeggen, dit vind ik leuk. Daar ga je naar op zoek, vandaar dat je voortdurend aan het klikken bent.

Wij als verwassenen op ns.nl, de WhatsApp, of wat dan ook waar je informatie kunt binnenhalen. Niet reageren erop kost moeite, je moet dat afweren. Het afhouden, de impuls van even kijken, kost mentale moeite. En dat is een belasting voor het werkgeheugen en

leidt tot slechte concentratie en cognitieve vermoeidheid.

Vermoeidheid? Werkgeheugen? Hoe zit dat dan?

<Beeldvullend verschijnt er een dia met 2 afbeeldingen. Links zie je een tekening van een 12-jarig kind dat heel veel dingen doet: op tablet swipen, gamen op een computer, drinken, vliegenmeppen, softballen, hond voeren, muziek luisteren, naar een buurman zwaaien.”
Rechts zie en een hoofd met daarin de hersenen. De hersenen zijn verdeeld in 4 delen: frontal lobe, temporal lobe, occipital lobe en parietal lobe. Ook zien we een doorsnede van de hersenen met gray matter en white matter. Plus een detail met 2 neurons, een synaps en een axon. >

Gsm is daar funest voor. Als je hier linksboven kijkt, een goed voorbeeld uit de vele

dingen die een jongetje van 12, of een meisje van 12 bezig houden, het brein is niet rijp.

Rechts staat, het brein rijpt eigenlijk tot ruim 20 jaar, tot misschien wel 25 jaar.

Dus de selectiemechanismen, die zorgen 'dit niet binnen en dat wel', dat is iets wat zich door

veel kennis en ervaring ontwikkelt. En de gsm strijdt daarmee, die zorgt ervoor dat er prikkels blijven binnenkomen die je niet geselecteerd in je brein opslaat.

<Er verschijnen 2 foto’s. Op de linker zie je een kanaal met een paar schpen die aan de kant liggen. Op de reachter zie je een sluis met 7 schepen, die al heel wat minder beweegruimte hebben.>

Een vergelijking met een kanaal doet zich voor. In dit geval linksboven heb je een kanaal, daar komt het helemaal aan de rechterkant een groot schip aan. En dat kan daar makkelijk doorheen. Het is een beetje drukker in dat kanaal, prikkels. In dat kanaal rechtsonder zie je dat waar nog steeds de informatie binnen kan komen en gebruikt worden.

<Er verschijnt nu een foto van een propvolle sluis met tientallen schepen, waar de schepen zichtbaar moeite hebben om een ander schip niet te raken.>

Maar als het nóg drukker wordt, met prikkels zoals bij het gebruik van de gsm, dan is er geen doorkomen meer aan. Dat is eigenlijk wat we om ons heen zien.

Mensen krijgen burn-out, kinderen krijgen stress, die weten niet hoe ze die selectie kunnen maken. En dat ziet wat in de klas bijvoorbeeld ook heel veel gebeurt.

<Beeldvullend verschijnt de volgende lijst met hogere breinfuncties in de klas:
* impulsief reageren
* moeilijk shiften in aanpak
* ‘de grote lijn’ niet snappen
* matige planning en werkorganisatie
* moeite met selecteren
* moeite met verbanden leggen
* matig inzicht op ‘de bedoeling’
* moeite meom de regels te zien
Daaronder staat nog, met een rand eromheen: “ …zelfinzicht, zelfcontrole en zelfregulatie”.>

Impulsief reageren is op zich normaal. Dat hoort bij een zich ontwikkelend zenuwstelsel. Impulsief reageren op ‘t één en niet op het ander. Dat moet je leren. De gsm maakt het niet makkelijker. Het shift in de aanpak, de groot lijn die snappen, de planning en de organisatie niet goed. Al deze functies, deze vaardigheden, neuropsychologische vaardigheden, hogere breinfuncties, die hangen samen met zelfinzicht, met zelfregulatie en zelfcontrole. En dat is wat nog mist bij de 12-, 14- en de 20-jarigen.

<Naast Jelle Jolles verschijnt een lijst met nadelen van de gsm op school. Hij leest deze voor.>

Als je nu kijkt naar de gsm op school en de bewezen problemen, de bewezen nadelen, is dat het voortdurende beroep op aandacht van de gsm, vanwege die novelty van de ingebouwde algoritme, die ons er toe brengen om steeds maar te blijven klikken. Dat leidt dan tot onvoldoende concentratie op de leerstof. Onvoldoende concentratie op leerstof leidt tot oppervlakkige informatieverwerking.

Tevens dan, punt 3, verminderde sociale ontwikkeling door de asociale media.

Het is een stoorzender voor de docent, want hij is meer handhaver, maar ook voor de leerlingen die niet met de gsm bezig zijn. Dus hinder in de klas is vervelend om je aandacht te kunnen concentreren op datgene dat wat de leerstof op je tafeltje brengt. En dan heel belangrijk, wat daar staat als 'lummeltijd', heel veel onderzoek laat ons zien, het brein heeft rust nodig. Lummeltijd.

Dat er niks gebeurt, dat je in je stoel zit, dat je gewoon een boekje leest, achterover leunt,

want rust, een uur rust, om prikkels die eerder zijn binnengekomen goed te laten beklijven.

Die gewoon op de goede plek in de archiefkasten in het brein kan worden opgeslagen en daaruit weer kan worden opgehaald.

Als je geen lummeltijd hebt, dan leidt dat tot mentale vermoeidheid en die weer tot een korte aandachtspanne. Vijf minuten lezen is voor heel veel kinderen al erg veel.

Daarnaast heb je angst en zorgen die samenhangen met gsm-gebruik  en slecht welbevinden.

Wat gaat het om? Fear of missing out.

De gedachte dat er mogelijkerwijs whatsappjes kunnen binnenkomen of vroeger sms’jes of anderszins berichten, en dat je die mist, dat je foto's mist, waar je vrienden wel de contacten over hebben, waar je er wel naar kunnen kijken, dat zullen wel jouw foto's kunnen zijn of over jou. Dus van al die dingen die zouden kunnen gebeuren, dat is informatie die binnenkomt en die je werkgeheugen belast.

Je werkgeheugen kan ze dus niet meer bezighouden met de dingen die er toe doen, met schoolse taken of gewoon naar mensen kijken, met mensen interactie hebben, plezierig met elkaar spreken, lol maken samen, kan niet als het werkgeheugen niet meer beschikbaar is.

En dat weer, derde bolletje hier, dat leidt tot mentale problemen, tot slecht welbevinden,

tot angst, tot zorgen.

We weten allemaal dat onze tieners, de helft daarvan een slecht welbevinden heeft.

In de jaren 2023 is daar best wel veel onderzoek over geweest, in Nederland ook, dat het zo

verschrikkelijk veel van onze kinderen zijn. Dat hangt mede hiermee samen. Veel prikkels die

binnenkomen waar ze niet mee kunnen omgaan. Dus vandaar, de gsm de klas uit, dat zorgt ervoor dat het tienerbrein weer mentale ruimte krijgt, dat we denkruimte krijgen om nieuwe prikkels binnen te halen en op een verstandige, maar ook leuke manier met informatie om te gaan.

Vijfde punt, we noemen het asociale media. Er zijn een aantal boeken erover geschreven die nog eens een keer laten zien. We noemen het sociale media omdat in principe de hele wereld binnen kan komen. Maar in wezen is het niet zo dat die hele wereld binnenkomt, maar een selectie. Want uit onderzoek blijkt ook het sociaal contact vermindert door overmatig gsm-gebruik. Want je kijkt naar een beeldscherm en dat is twee-dimensionaal.

Maar praten met je vriendin, met je vrienden interactie hebben, is drie-dimensionaal

of wel vier-dimensionaal. Auditief, visueel, het tactiele brein, het ruimtelijke brein, zelfs het ruikende brein is nodig om in een sociale situatie prikkels te kunnen binnenhalen en te

leren van sociale interactie. We weten dus dat dit heel wat minder gaat met het beeldscherm.

Vandaar dat er op diverse plekken gezegd wordt, laten we het gewoon de asociale media noemen.

<Naast Jelle Jolles verschijnt een dia met de titel:”Smartphones en de (a)sociale media”
Daaronder staan 5 punten:
- Overmatig gsm-gebruik vermindert sociaal contact
- Alle zintuigen zijn nodig voor sociaal contact: ook het tactiele brein en het ruimtelijke brein
- Verwerken van prikkels vanaf beeldscherm is daarom geen vervanging van sociaal contact, leidt niet tot ontwikkeling sociale vaardigheden
- De positieve bijdragen van de gsm (bv quizjes, kennis opzoeken, ed) worden teniet gedaan door toegang tot de socials, YouTube, TikTok
- Dat kk uit zichzelf kunnen leren gezond met gsm om te gaan klopt niet. Ook voor volwassenen is dat moeilijk. Tienerbrein heeft nog onvoldoende zelfinzicht en zelfregulatie; hogere breinfuncties ontwikkelen nog>

Kinderen die zouden kunnen leren om gezond met de gsm om te gaan, dat is in principe, dat is theorie. Maar dat kan ook net niet omdat dat selectieproces waar ik het over had en het leren de aandacht te geven aan x en niet aan y, dat is een proces wat misschien wel 12 of 15 jaar duurt. Vanaf je tiende tot je 25ste ben je daarop bezig, even ter toelichting.

<Naast Jelle Jolles verschijnt een dia met de titel:”Hogere breinfuncties: zelfinzicht en zelfregulatie”. Ernaast een foto van 3 mannelijke scholieren die op de computer aan het werken zijn.
Onder de titel staat de uitleg van de woorden:
Zelfinzicht, zelfevaluatie: Waar ben ik goed in, waarin kan ik mezelf verbeteren? Zit ik niet teveel op de gsm?
Zelfregulatie: Wat kan de beste aanpak zijn? Wat is de beste manier om mijn schermtijd in te delen? Hoe ga ik om met afleiders?>

Hogere breinfuncties, hersenfuncties, zelfinzicht. Het kijken naar jezelf, onder woorden kunnen brengen, ik ben goed in dat, ik ben minder goed in dat, ik zou dat en dat willen leren.

Ik wil aan de leraar vragen van hoe ik dit zou moeten aanpakken. Zelfregulatie, wat is de beste aanpak? Dit zijn woorden, dit is tekst die ik aan mezelf stel, die voor mij een handvat is

om controle uit te oefenen over de wereld en over mezelf. Daar hoort dan bij ook de hoge hersenfuncties empathie.

<Beeldvullend verschijnt een nieuwe dia. Rechts is een afbeelding van 3 vrouwelijke scholieren die op een zonnige dag buiten op een bankje zitten en met elkaar interactie hebben.
De titel van de dia: “Hogere breinfuncties: empathie en monitoring”
- sociaal waarnemen: Monitoring: Hoe bespreekt Daan het met de docent? Wat gebeurt er?
- Perspectief-name: Wat denkt Achmed ervan? Wat is zijn bedoeling? Waarom zegt die man dat? Wat heeft mijn gezin hier aan?
- Empathie: Hoe is het met Jesse, hoe voelt hij zich? Heeft hij er ook geen zin meer in? Wat zou ik doen als ik hem was?>

Het kijken naar de sociaal omgeving, kijken naar Jonas, naar Myrthe, naar andere mensen, naar mijn moeder. Wat zeggen ze, wat doen ze en waarom en wat betekent het?

Het omgaan daarmee, perspectief zien, empathie zien, daar zijn de sociale media niet toe in staat. Dat kun je wel in een groep van twee, in een groep van vier, als je op het schoolplein staat.

Dus vandaar dat we vooral moeten zorgen dat onze kinderen, onze jongeren, onze tieners,

onze studenten met elkaar interactie kunnen aangaan, met ons de interactie aangaan,

zodat je kunt leren van de sociale omgeving.

En dat brengt me tot mijn laatste stuk, wat moeten we doen?

<Naast Jelle Jolles verschijnen artikelen over schermgebruik en telefoons op school.>

Daar is ook wel heel veel over gezegd, zeker de laatste tijd. We mogen weer zeggen dat de gsm niet zo goed is voor onze kinderen en dat we ook het mogen verbieden op school, of in ieder geval zorgen dat scholen de keuze kunnen maken van wanneer wel en wanneer niet.

In ieder geval verstandig leren omgaan met de smartphone.

En uit de leerling, of uit de student, zelf komt het niet. Wij zijn als omgeving nodig, wij zijn als school, als leraar, als ouder nodig om onze leerlingen te helpen om die keuze te maken.

Dat brengen we tot mijn vaststelling van een achttal punten van hoe je dat dan zou kunnen doen.

<De acht punten met de titel “Aanpak” verschijnen beeldvullend:

  • ‘Psycho-educatie’: leg tiener uit waar diens interesse in ‘nieuw’ vandaan komt.
  • Maak mediawijs; laat herkennen dat het brein hongert naar prikkels en waarom het niet nodig is om die honger 24/7 te bevredigen.
  • Maak weerbaar. Geef handvatten in het omgaan met aandachtvragende prikkels.
  • Train zelfinzicht en verwoorden, mondelijk taalgebruik. Laat articuleren wélke van de binnenkomende berichten wel/niet de moeite waard zijn.
  • Train zelfregulatie en omgaan met selectie en werkgeheugen.
  • Beperk toegang tot digi-omgeving. Checken max. 2x per dag (daardoor komt er geen novelty in je inbox). Afspraken over wanneer, hoe lang en waartoe.
  • Zorg voor afleidingsvrije omgeving die leerling/student ins taat stelt om info tot zicht te nemen in leeromgeving  zonder afleiders.>

In de eerste plaats psycho-educatie, mooi woord, gewoon uitleggen. Net zoals je het in de klas doet, didactief, didactisch. Welke aanpak kun je nemen, welke kennis is er, wat doet dat met je? Leg uit waar de interesse in nieuw vandaan komt. Zoals ik er straks liet zien, die novelty, die nieuwigheid, die duwt als het ware ons in richting van de aandacht voor de gsm.

Waar komt die vandaan?

Laat zien dat de honger 24 uur per dag, 7 dagen per week bevredigen niet nodig is.

Leer selecteren. Welke dingen wel, welke dingen niet. Welke informatie wel, welke  informatie niet. En dat betekent dat je daarmee werkt aan het zelfinzicht. En het onder woorden brengen, dat mondeling taalgebruik. Heel belangrijk om te articuleren hoe

dat aan te pakken, daarover te kunnen spreken. Die leidt tot zelfregulatie in het omgaan met jezelf. Selectie, werkgeheugen beter kunnen gebruiken.

En ook hulp geven in het beperken van toegang tot de digitale omgeving.

Checken, niet te vaak, bijvoorbeeld twee keer per dag. Afspraken over wanneer, hoe, op school, ook thuis. En zorgen dat de omgeving afleidingsvrij is. Want door die afleidingsvrije omgeving komt er meer ruimte beschikbaar om zinvolle prikkels binnen te krijgen.

Die je als school wil, die je als leraar wil, die je als kind zelf vindt, als leerling wil. En die je als ouder wil.

<Er verschijnt een dia met een tekening van een student die onderuitgezakt op een fauteuil zit. Hij kijkt verveeld. Zijn hersenen zijn zichtbaar maar staan in de steigers en je ziet kleine poppetjes aan het werk. Er hangt ook een spandoet met “under construction” erop geschreven.

De titel van de dia is “De leerling/student is nog ‘werk in uitvoering’ en de subtitel ‘Schep voorwaarden voor ontpooiing met dan ongenummerde lijst met 6 voorwaarden:

  • … nadruk op (leren) selecteren en kiezen
  • … nadruk op échte kennis
  • … nadruk op échte sociale interactie
  • … nadruk op mondelinge taalvaardigheid
  • … steun de ontwikkeling van identiteit
  • … werk aan het welbevinden>

Dat brengt me tot een slotopmerking, over de leerling die nog 'werk in uitvoering' is. Dus onze taak en verantwoordelijkheid.

Om voor die lerende leerling, lerende student, de voorwaarden te scheppen voor zijn ontplooiing. En daarmee leer selecteren, leer kiezen, leer dat werkgeheugen goed te

gebruiken en afleiders aan te kunnen.

Dat hoort daarbij. Rekening houden met het feit dat 't vele jaren kost en dat kan die leerling niet uit zichzelf; daar zijn wij voor nodig. Dat betekent ook dat we de nadruk kunnen leggen op echte kennis. En die komt niet alleen maar zomaar van internet, maar die komt ook van ons. Dus de sturing, een stukje van de voorwaarden scheppen, richtingwijzen, routes wijzen,

dat komt van de leraar, van ouders ook.

Nadruk op echte sociale interactie. Asociale media, laten we gewoon vaststellen.

Asociale media, laat gewoon een kind zien dat het ook fijn is om op de schoolplein

met elkaar interactie te hebben. Leg daarmee de grote nadruk op de mondelinge  taalvaardigheid.

Heel handig hulpmiddel om jezelf te veranderen, om je relatie met anderen te veranderen.

Laten we zien dat de ontwikkeling van identiteit naast het schoolse leren van groot

belang over de hele periode van de adolescentie. En werk daarmee met al deze punten samen aan het welbevinden wat ook belangrijk is om te zorgen dat ze cognitief schools kunnen leren.

<De laatste dia verschijnt. Erop de zien zijn 2 kaften van boeken van Jelle Jolles:
- Leer je kind kennen – over ontplooing, leren denken en het brein
- Het tienerbrein – over de adolescent tussen biologie en omgeving
LinkedIn: @jellejolles
Web: www.jellejolles.nl>

Ik dank voor de aandacht.
Ik hoop dat u wat aan deze tutorial heeft.

Jelle Jolles

  • Footerlogo Nationaal Programma Onderwijs