Veelgestelde vragen over de arbeidsmarkttoelage
Waarom een extra beloning?
De arbeidsmarkttoelage is bedoeld om tijdens het NP Onderwijs het werk op scholen met het grootste risico op onderwijsachterstanden aantrekkelijker te maken. Om op die wijze het herstel van kansengelijkheid te bevorderen.
Alle scholen staan voor een grote opgave om leervertragingen door de coronacrisis in te halen. Op scholen met een groter risico op onderwijsachterstanden is deze uitdaging nog groter.
Deze scholen hebben de meeste moeite met het lerarentekort: het verloop van personeel is hoger en zij krijgen vacatures moeilijker vervuld. Terwijl goed personeel juist nu hard nodig is om alle leerlingen een kans op een volwaardige toekomst te geven.
Daarom krijgen deze scholen extra bekostiging om het personeel 2 jaar een toelage op het salaris te betalen. Het gaat om het schooljaar 2021-2022 en het schooljaar 2022-2023.
De vraag naar onderwijspersoneel is groter dan het aanbod. De mate waarin dit wordt ervaren verschilt per regio maar ook tussen vestigingen. Vestigingen met veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden hebben meer moeite personeel te vinden en te behouden dan andere vestigingen. Vacatures worden er moeilijker vervuld, het verloop en het percentage leraren dat van school wisselt zijn er hoger dan gemiddeld.
Met de toelage willen we dit probleem aanpakken en komen tot een gelijkere verdeling van het personeel. De toelage is dus met name bedoeld om personeel op deze vestigingen te behouden. Dit beantwoordt aan de signalen van scholen over het risico dat het NP Onderwijs de problematiek voor deze scholen zou kunnen verergeren in plaats van verbeteren.
Om welke scholen gaat het?
In een speciale informatietool ziet u of uw schoolbestuur voor uw vestiging extra bekostiging ontvangt, en om welk bedrag het dan gaat.
Het schoolbestuur krijgt voor personeel op vestigingen met het grootste risico op onderwijsachterstanden extra bekostiging voor een arbeidsmarkttoelage. Dit doet het meeste recht aan het doel om de kansengelijkheid te bevorderen.
De basis voor de verdeling is de relatieve achterstandsscore of het relatief hoogste aantal cumi-leerlingen per vestiging. Deze indicatoren worden al gebruikt voor het verdelen van het geld voor onderwijsachterstanden. Scholen met een groter risico op onderwijsachterstanden krijgen namelijk meer geld, zowel binnen de reguliere bekostiging als binnen het NP Onderwijs.
In alle schoolsoorten wordt voor 15% van de vestigingen bekostiging ontvangen voor een arbeidsmarkttoelage. Dit geldt dus zowel voor het regulier onderwijs als voor het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs.
Niet voor alle vestigingen (met een risico op onderwijsachterstanden) is er recht op bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage, maar uitsluitend voor de 15% vestigingen met het grootste risico op onderwijsachterstanden. Het verdelen van de middelen over een groter aantal vestigingen zou leiden tot een lagere toelage en daarmee wordt het doel van de arbeidsmarkttoelage lastiger te realiseren. Daarom is de keuze gemaakt voor een arbeidsmarkttoelage op vestigingen met een groter risico op onderwijsachterstanden. Zo zetten we maximaal in op herstel van kansengelijkheid voor alle leerlingen.
Primair onderwijs
In het reguliere basisonderwijs komt 15% van de vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscore op basis van de CBS-indicator po in aanmerking voor de bijzondere bekostiging. De relatieve achterstandsscore is berekend door de achterstandsscore (met drempel) van de vestiging te delen door het aantal leerlingen op de vestiging, zodat er wordt gecorrigeerd voor de grootte van de vestiging.
In het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs gaat het om 15% van de vestigingen met het relatief hoogste aantal cumi-leerlingen per vestiging. Ook hier is dus rekening gehouden met de grootte van de vestiging.
Voortgezet onderwijs
In het voortgezet onderwijs komt 15% van de praktijkonderwijs(pro)-vestigingen en 15% van de overige vo-vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscore op basis van de CBS-indicator vo in aanmerking voor de aanvullende bekostiging. De relatieve achterstandsscore is berekend door de achterstandsscore (met drempel) van de vestiging te delen door het aantal leerlingen op de vestiging, zodat er wordt gecorrigeerd voor de grootte van de vestiging.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de indicator zie CBS (2021) ‘Naar een alternatieve indicator voor onderwijsachterstanden in het voortgezet onderwijs’.
Voor de arbeidsmarkttoelage staat de selectie van vestigingen voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 vast. Zo hebben de vestigingen die middelen ontvangen direct zekerheid dat ze de middelen voor 2 jaar kunnen inzetten.
De verlenging van het NP Onderwijs tot en met schooljaar 2024-2025 heeft geen betrekking op de arbeidsmarkttoelage in zijn huidige vorm. Wel heeft het kabinet in het coalitieakkoord het voornemen opgenomen om van de arbeidsmarkttoelage een structureel instrument te maken om zo de arbeidsvoorwaarden voor schoolleiders en leraren op scholen met veel leerachterstanden structureel te verbeteren. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking hiervan.
Ja. 53 vestigingen waar een ISK, EOA of AZC is gevestigd zijn apart meegenomen, naast de geselecteerde 15% pro-vestigingen en 15% overige vo-vestigingen. Al deze 53 vestigingen vallen namelijk conform de CBS-systematiek onder de 15% vestigingen met de relatief hoogste achterstandsscores.
Vragen van personeelsleden
U kunt terecht bij het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in het po (PGMR) en het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad in het vo (PMR). De PGMR in het po en de PMR in het vo hebben instemmingsrecht op het vaststellen van de regeling van de toelage.
De arbeidsmarkttoelage kan per vestiging verschillen, omdat de toelage mede afhankelijk is van het aantal werknemers in verhouding tot het aantal leerlingen op de vestiging en de inkomensniveaus. Het schoolbestuur maakt afspraken met de PGMR in het po en de PMR in het vo over de verdeling en de inzet van de middelen.
De toelage wordt uitbetaald aan het personeel nadat het schoolbestuur afspraken heeft gemaakt met de PGMR in het po en de PMR in het vo. Wanneer dit gebeurt, kan per vestiging verschillen.
De toelage stopt in juli 2023. De middelen voor de toelage zijn beschikbaar in de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023, als onderdeel van het NP Onderwijs.
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord het voornemen opgenomen om van de arbeidsmarkttoelage een structureel instrument te maken om zo de arbeidsvoorwaarden voor schoolleiders en leraren op scholen met veel leerachterstanden structureel te verbeteren. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking hiervan.
De sociale partners (werkgeversverenigingen en vakbonden) hebben geen cao-afspraak gemaakt over de arbeidsmarkttoelage voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023. Volgens hen was een cao-afspraak hiervoor niet nodig. Er is een ondersteunende richtlijn van de PO-Raad en de VO-raad voor scholen, de PGMR, de PMR en werkgevers.
De hoogte van het bedrag hangt af van het aantal leerlingen en niet van het aantal personeelsleden. Hiermee sluiten we aan bij de bestaande bekostigingssystematiek en ons onderwijsstelsel, waarin bijvoorbeeld de leerling-leraarratio niet wordt voorgeschreven. Bekostiging op basis van het aantal fte is daardoor niet mogelijk.
U kunt terecht bij het schoolbestuur en de PGMR in het po en de PMR in het vo.
Vragen over het overleg met de MR en de besteding van de bekostiging
Het gaat hier om middelen voor een toelage op het salaris. Dat is een arbeidsvoorwaarde. De arbeidsvoorwaardenvorming in het onderwijs is gedecentraliseerd. Het gesprek over arbeidsvoorwaarden wordt gevoerd tussen werkgevers en werknemers. Op collectief niveau tussen sociale partners: de werkgeversverenigingen en de vakbonden. Op schoolniveau in het po tussen schoolbestuur en PGMR, en in het vo tussen schoolbestuur en PMR. Daarom kan OCW niet centraal bepalen hoe hoog en voor wie de toelage bestemd is.
In het po voert het schoolbestuur dit overleg met het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschap, de PGMR. Dit is zo geregeld in de cao PO (artikel 6.15). Als een schoolbestuur één school in stand houdt, is er geen gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ingericht. In dat geval maakt het schoolbestuur de afspraken over de toelage niet met de PGMR maar met de PMR. Met vragen over de toepassing van dit cao-artikel kunt u terecht bij de PO-Raad.
Het kan waardevol zijn het goede gesprek over de inzet en verdeling van de toelage ook breder te voeren met andere vestigingen die behoren tot de 15% in de omgeving of bijvoorbeeld met de PMR van de vestigingen die behoren tot de 15%. Deze vestigingen staan in de informatietool.
In het vo voert het schoolbestuur overleg met de PMR, op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel g, van de Wet medezeggenschap op scholen. Als binnen het schoolbestuur meerdere vestigingen voor vo in aanmerking komen voor de toelage, kan het zijn dat de gemeenschappelijke medezeggenschap (PGMR) bevoegd is. Het schoolbestuur betrekt de PGMR als er sprake is van een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang voor alle scholen of een meerderheid van de scholen (artikel 16, eerste lid, van de Wet medezeggenschap op scholen). Wanneer dat in het vo het geval is, hangt af van de specifieke situatie binnen het schoolbestuur.
De werkgever kan de toelage niet eenzijdig vaststellen. Als de werkgever een besluit neemt over de toelage zonder de instemming van de PGMR in het po en de PMR in het vo, is het besluit nietig (artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen). De medezeggenschapsraad moet wel binnen zes weken na het besluit een beroep doen op de nietigheid. Als de medezeggenschapsraad niet instemt met de regeling over de toelage, kan de werkgever ook de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS) vragen een besluit te nemen.
Lees meer over de WMS.
De bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage is bedoeld om tijdens het NP Onderwijs het werk op scholen met een groter risico op onderwijsachterstanden aantrekkelijker te maken. Om op die wijze het herstel van kansengelijkheid te bevorderen.
Daarom is het de bedoeling dat de bekostiging wordt besteed aan een extra beloning voor al het personeel op die vestigingen waarvoor het schoolbestuur de extra bekostiging ontvangt voor een arbeidsmarkttoelage. In een speciale informatietool is op te zoeken welke vestigingen dit zijn.
Het is niet de bedoeling dat de middelen gaan naar personeel op vestigingen waarvoor OCW géén extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage heeft toegekend of naar andere doelen.
Voorbeeld 1: Een schoolbestuur heeft twee vestigingen in dezelfde (achterstands)wijk. De ene vestiging komt in aanmerking voor extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage, de andere niet. Elke vestiging geeft les aan een andere groep leerlingen. Het is niet de bedoeling dat het schoolbestuur de extra bekostiging voor de toelage verdeelt over beide vestigingen.
Het bevoegd gezag kan met instemming van de PGMR in het po en de PMR in het vo in specifieke situaties ervoor kiezen het bedrag net iets anders te verdelen over zijn vestigingen. Doordat bekostiging op basis van het aantal fte is niet mogelijk is, kan het immers voorkomen dat de arbeidsmarkttoelage niet optimaal aansluit bij een specifieke vestiging en haar personeel.
Voorbeeld 2: Een schoolbestuur heeft twee vestigingen. Beide vestigingen komen in aanmerking voor extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage: de ene kan met het verstrekte geld een toelage van 6% toekennen, de andere een toelage van 10%. Als de PGMR in het po en de PMR in het vo instemt, kan het schoolbestuur 8% toekennen aan beide vestigingen die in aanmerking komen voor de arbeidsmarkttoelage.
Voorbeeld 3: Een schoolbestuur heeft twee vestigingen in hetzelfde gebouw. De ene vestiging komt in aanmerking voor extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage, de andere niet. Personeel op beide vestigingen werkt met dezelfde groep leerlingen. Als de PGMR in het po en de PMR in het vo instemt, mag het schoolbestuur de extra bekostiging voor de toelage verdelen over beide vestigingen.
Bij specifieke vragen over de besteding van de arbeidsmarkttoelage kunt u contact opnemen met de helpdesk van het NP Onderwijs. Bel gratis (0800) 424 04 24, op werkdagen tussen 11:00 en 15:00 uur. Of mail naar info@nationaalprogrammaonderwijs.nl.
In de zomervakantie is de helpdesk gesloten van 25 juli tot en met 12 augustus.
Bijzondere en aanvullende bekostiging via de lumpsum beperkt de administratieve lasten ten opzichte van bijvoorbeeld een subsidie waarvoor scholen een aanvraag moeten indienen.
Als normatieve Rijksbijdrage zijn de middelen voor de arbeidsmarkttoelage geen onderwerp van een specifieke (accountants)controle. Niet of anders bestede middelen kunnen niet worden teruggevorderd.
Personeelsleden kunnen op de website zien of extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage is toegekend aan de vestiging waar zij werkzaam zijn. De PGMR in het po en de PMR in het vo moeten vervolgens instemmen met de hoogte van de arbeidsmarkttoelage. Op die wijze verwachten wij dat het onderwijspersoneel het niet laat gebeuren dat deze extra middelen ergens anders terecht komen.
Om de inzet van de middelen en de effectiviteit te volgen, laat OCW een monitorings- en evaluatieonderzoek uitvoeren.
Het is uiteindelijk aan de vestiging om, met instemming van de PGMR in het po en de PMR in het vo, invulling te geven aan de verdeling van middelen voor de arbeidsmarkttoelage. Het uitgangspunt bij het verstrekken van de middelen is wel dat voor elk personeelslid, ongeacht functie, een gelijk toelagepercentage gerealiseerd kan worden.
Het uitgangspunt bij het verstrekken van de middelen is dat voor elk personeelslid een gelijk toelagepercentage van de bruto beloning gerealiseerd kan worden. Goed onderwijs vereist namelijk een goed en stabiel team van ondersteuners, leraren en schoolleider(s).
Het moment van uitkeren van de toelage is vrij. Het maandelijks uitkeren van de toelage sluit beter aan bij de gedachte om personeel gedurende de periode dat de toelage wordt gegeven aan te trekken en te behouden. Een jaarlijkse toelage sluit wellicht beter aan bij de tijdelijkheid ervan.
Vragen van werkgevers
De beschikking voor het schooljaar 2022-2023 ontvangt u naar verwachting in augustus 2022. Dan start naar verwachting ook de maandelijkse betaling voor dit schooljaar.
Het bedrag is afhankelijk van het aantal leerlingen op de vestiging(en) waarvoor u in aanmerking komt voor een arbeidsmarktoelage:
Primair onderwijs
- Vestigingen van basisscholen met minder dan 145 leerlingen: een vast bedrag van € 527,72 per leerling, en daarbovenop een kleinescholentoeslag van € 17.551,78 met aftrek van € 121,47 per leerling. Met deze toeslag worden kleine scholen in het basisonderwijs gecompenseerd voor het relatief lage aantal leerlingen.
- Vestigingen van basisscholen met 145 leerlingen of meer: € 527,72 per leerling.
- Vestigingen van speciale scholen voor basisonderwijs: € 1.058,10 per leerling.
- Vestigingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs: € 2.219,04 per leerling.
Voortgezet onderwijs
- Pro-vestigingen: € 772,10 per leerling.
- Overige vestgingen van scholen in het voortgezet onderwijs: € 617,35 per leerling.
Zie de informatietool voor de in aanmerking komende vestigingen en de bedragen.
U kunt in bezwaar gaan tegen de beschikking van de arbeidsmarkttoelage als u voor de toelage in aanmerking komt. In de beschikking die u krijgt, vindt u informatie over mogelijkheden tot bezwaar en beroep.
Het is niet mogelijk om in bezwaar te gaan tegen het niet in aanmerking komen voor de arbeidsmarkttoelage.
De officiële tekst van de regeling voor de arbeidsmarkttoelage en die voor schooljaar 2022-2023 is te lezen in de Staatscourant.
Evaluatie en monitoring
Ja. Er vindt zowel kwalitatief als kwantitatief monitorings- en evaluatieonderzoek plaats naar de inzet van de middelen en de effecten daarvan. Ook zal het Centraal Planbureau (CPB) onderzoek doen naar de effecten van deze maatregel.
- Kwalitatief onderzoek naar de implementatie van deze maatregel loopt mee in de implementatiemonitor, als onderdeel van de voortgangsrapportage. Hierin wordt onder meer onderzocht hoe scholen hebben besloten over de inzet van de middelen en wat de knelpunten en succesfactoren zijn. De eerste resultaten hiervan zijn geland in de tweede voortgangsrapportage.
- Kwantitatief wordt onderzocht in hoeverre de extra middelen daadwerkelijk zijn besteed aan een toelage voor het personeel. Scholen leveren periodiek gegevens over de salarisadministratie aan bij DUO. Het ministerie zal deze gegevens analyseren.
- Het CPB zal onderzoek doen naar de effecten van deze maatregel op het gebied van instroom, behoud en doorstroom van het personeel. De eerste resultaten hiervan zijn naar verwachting eind 2023 of begin 2024 bekend. Een jaar later volgt de eindevaluatie van het CPB, waarin ook de effecten na het tweede schooljaar van de toeslag kunnen worden meegenomen.
We streven ernaar het onderzoek zo veel mogelijk met bestaande gegevensuitvragen te doen, om de scholen zo min mogelijk te belasten met extra administratie. Voor de scholen die deze middelen krijgen, geldt:
- De besturen vragen we de toelage in de salarisadministratie apart te registreren, op veld “LTK0460 bruto toelagen arbeidsmarkt”. In de beschikking uit november 2021 staat daar meer over (zie ook onderstaande vraag).
- In de vragenlijsten die scholen krijgen als onderdeel van de implementatiemonitor, zijn vragen opgenomen over de arbeidsmarkttoelage.
- De besturen verantwoorden zich over de besteding van deze aanvullende en bijzondere bekostiging in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
In de beschikking die de werkgever in november 2021 heeft ontvangen, staat:
“Daarnaast boekt u in de salarissoftware de toelage die u met de middelen verstrekt aan uw personeel op veld “LTK0460 bruto toelagen arbeidsmarkt”. Dit veld maakt deel uit van de reguliere levering van personeelsgegevens aan DUO. Met de grootste leveranciers van personeelsgegevens heeft DUO hierover contact gehad. Neem tijdig contact op met uw salarissoftwareleverancier als u vragen of twijfels heeft over hoe en waar de toelage te boeken. Een juiste boeking is essentieel voor de monitoring van de besteding van de ter beschikking gestelde middelen voor de arbeidsmarkttoelage.”