Reynaertcollege zet geld in voor breed gedragen pakket aan extra’s

Toen het NP Onderwijs werd gepresenteerd, had het Reynaertcollege in het Zeeuwse Hulst nog een week of zes voor het nieuwe formatieplan af moest zijn. Razendsnel werden daarom alle vakgroepen geraadpleegd over het inzetten van de extra middelen, én werd alle leerlingen en hun ouders gevraagd hoe zij de corona-achterstanden het liefst aangepakt zagen.

Het resultaat: een breed gedragen pakket van extra lessen, maatwerk, ontspanning en vooral ook veel coaching en sociaal-emotionele begeleiding. Dat is hard nodig, zegt directeur Lies Deburchgraeve: “Leerlingen beseffen dat ze veel hebben gemist, en kunnen vaak niet verder.” Docent Duits en decaan Gorik Hageman: “Het grootste probleem is de motivatie, die ook bij goed functionerende leerlingen echt is weggezakt.”

Reynaertcollege
Decaan Gorik Hageman en directeur Lies Deburchgraeve van het Reynaertlyceum in Hulst. Het Reynaertcollege heeft twee vestigingen, waar de leerlingen onderwijs volgen van vmbo-basis tot en met gymnasium.

Breed gedragen keuzes

Het Reynaertcollege vindt het mooi dat er door het NP Onderwijs miljarden beschikbaar komen, maar Lies tekent er wel bij aan dat ze de tijdelijkheid een probleem vindt. “Je weet direct dat je het niet kunt uitgeven aan reguliere formatie en structurele zaken. Tenzij de nieuwe minister nog iets uit de hoge hoed tovert uiteraard.” Met die tijdelijkheid in het achterhoofd stelde de school vast dat meteen de juiste keuzes moesten worden gemaakt, om in elk geval de meest prangende problemen doeltreffend aan te pakken. En dat die keuzes zo breed mogelijk moesten worden gemaakt en gedragen.

“Hadden we het alleen aan de vakgroepen gevraagd, dan zouden zij er heel optimistisch allemaal een schepje bovenop doen”, zegt Lies. “Extra lessen dus, maar dan zouden de leerlingen 40 uur per week in de klas zitten, en dat gaat niet. Ook al omdat dat motivatieprobleem echt speelt.” Het hele team bepaalde daarom prioriteiten, maakte keuzes en kwam met een waaier van vakinhoudelijke steun, coaching en begeleiding, maatwerk en culturele en sportieve activiteiten. Dat pakket werd naast de wensen van leerlingen en ouders gelegd. Die vulden daarvoor een scan van de school in.

Roep om mentale steun

Ze stelden daarin vakgerichte vragen en kaartten problemen met leren aan, maar de leerlingen vroegen opvallend vaak ook mentale ondersteuning. Lies: “We zagen opmerkingen als ‘het gaat niet goed’, ‘ik voel me eenzaam’ en ‘ik heb hulp nodig’. En vragen als ‘hoe maak ik contact met klasgenoten die ik alleen van een schermpje ken?’ Daar hebben we ons ondersteuningsteam van docenten, interne begeleiders en zorgverleners naar laten kijken, zodat we ook mentale ondersteuning konden gaan bieden aan die leerlingen die echt slecht in hun vel zitten.”

De school heeft het geld uiteindelijk heel divers ingezet, zegt Lies. “Er is een zeventigtal extra reguliere lessen. Veel vakgroepen gaven ook aan dat de algemene taalvaardigheid een zorg is, en daarom werkt er nu een taalcoördinator aan een taalbeleidsplan. Er zijn ook extra docenten voor het leren leren en leren plannen.” Daarnaast is er ruimte voor coaching en begeleiding. Lies: “Het ondersteuningsteam is uitgebreid. Coaches hebben meer tijd voor leerlingencontact, er is meer schoolmaatschappelijk werk en de interne begeleiders kunnen meer taken oppakken. De zorgstructuur is flink verstevigd.”

Lerarentekort was al groot

Het Reynaertcollege prijst zich gelukkig dat het bijna alle benodigde mensen heeft kunnen aantrekken. Dat is niet vanzelfsprekend in Zeeland, waar docenten van elders niet graag naartoe trekken, en waar ook niet meer zo makkelijk als vroeger leerkrachten in het naburige Vlaanderen te werven zijn. Hageman, zelf Vlaming en als Zeeuwse Onderwijsambassadeur al jaren bezig met het enthousiasmeren van collega’s voor werk in Zeeland, constateert dat de vijver echt is leeggevist. “De situatie in Zeeland was al moeilijk en het lerarentekort over de grens is inmiddels minstens net zo groot als hier.”

Mensen kunnen kiezen en eisen stellen, waar ze vroeger al blij waren als ze ergens aan de slag konden. “Nu kun je zelfs als student al voor de klas”, aldus Gorik. “Op bestuurlijk niveau is het lang vooruitgeschoven, maar daar wordt nu ook gezien dat dit een groot probleem is. Er zijn in het primair onderwijs echt klassen zonder juf of meester, en in het voortgezet onderwijs worden vakken niet gegeven bij gebrek aan docenten. Daar moeten echt creatieve en structurele oplossingen voor worden bedacht, zoals met andere scholen samen vacatures aanbieden en docenten delen.”

Niet iedereen voor de klas

Met traditionele werving vond het Reynaertcollege dan ook niet iedereen. Dat lukte wel door netwerken in Zeeland en Vlaanderen aan te spreken, via-via te werven, zij-instromers aan te stellen en oud-leerlingen in te huren. Lies: “Ook in tijden van schaarste zet je natuurlijk niet zomaar iedereen voor de klas, maar ik merk wel dat we sneller geneigd zijn om te zeggen: laten we het proberen met mensen uit andere hoeken die belangstelling hebben, want wie weet zijn ze er wel voor geknipt. Dat heeft geleid tot een paar interessante aanstellingen.”

Gorik: “Ik denk dan wel, ook vanuit mijn rol als onderwijsambassadeur: hoe behouden we die mensen straks voor deze school en voor het onderwijs in de regio? Neem oud-leerlingen, die nu kijken of lesgeven in het vak dat ze hebben gestudeerd iets voor ze is en echt enthousiast zijn. Moeten we die jonge en bevlogen nieuwkomers weer wegsturen als het NP Onderwijs stopt? Dat zou écht zonde zijn, want een paar jaar later gaat er weer een hele groep met pensioen, en ook dan is er nog te weinig nieuwe instroom.”

Schoolritme geeft structuur

De coaches op het Reynaertcollege krijgen de komende twee jaar flink extra armslag om te werken aan het welzijn. Er kwamen nieuwe coaches en er zijn meer uren beschikbaar. “We hebben de coaches expliciet gevraagd wat zij nodig hebben, en een scholingsplan gemaakt om hen te trainen in het geven van feedback, in mentaal en didactisch coachen en vooral in motiveren”, aldus Lies. Gorik: “Het is train the trainer. Maar we wachten niet met extra coaching tot ná die training. Het loopt gelijk op: we worden gevoed, maar gaan intussen direct met de leerlingen aan de slag.”

Dat is ook echt nodig, merkt Gorik dagelijks. Veel kinderen blijken door lockdowns en lesuitval geen structuur (meer) te kunnen aanbrengen in het leren en niet (meer) te kunnen plannen. “Blijkbaar is daar toch het ritme van de school voor nodig, en lukt dat met online lessen niet”, zegt hij. “Ik merk het aan leerlingen die in de klas goed functioneerden, maar thuis onderuitgingen. Ze haakten daar stilletjes aan af. Hoe hard je als school ook werkt om een structuur voor onderwijs thuis neer te zetten, het blijkt gewoon niet goed genoeg. Je moet ze hier hebben.”

Virtuele wereld is ontspanning

Gorik noemt de geknakte motivatie het grootste probleem. De omvang ervan wordt steeds zichtbaarder. “Er zijn leerlingen blijven zitten omdat ze het niet meer konden opbrengen. Het lukt hun eenvoudigweg niet als niet alleen de dagelijkse leerstructuur van school wegvalt, maar daarmee óók hun sociale structuur. Onderling contact, samen zaken oppakken, omgaan met volwassenen; ze proberen het virtueel, maar voor deze generatie is de virtuele wereld ontspanning, geen school. Er zijn er die toegeven dat ze thuis alleen de computer aanzetten en daarna weer in bed kropen.”

Lies: “Er wordt gezegd dat vooral vmbo’ers moeite met online onderwijs hebben, maar eigenlijk moet je op elk niveau ontzettend sterk in je schoenen staan om er wel bij te varen. Je bent gewoon niet écht in contact, en veel leerlingen hebben daar een knauw van gekregen.” Gorik: “Het is lastig om daar nu al aan te werken, want er gelden nog steeds veel beperkingen. Alle leuke en sociale feesten en bijeenkomsten gaan bijvoorbeeld nog altijd niet door. Er is geen groepsbeleving en geen binding. Als dat weer mogelijk wordt, krijgt iedereen hopelijk snel weer écht zin. Dat is zeker zo belangrijk als extra lessen.”

Vmbo kan niet in netto twee jaar

De grootste zorgen hebben Lies en Gorik over de klassen die stilaan richting examen gaan, zoals 3 vmbo. Die leerlingen moeten volgend jaar al op voor het examen, maar kregen in hun hele schoolcarrière nog niet onafgebroken fysiek les. “Zij weten gewoon nog niet goed hoe het hier werkt, en proberen nu op dat vlak bij te raken”, zegt Lies. “Daar zijn docenten en coaches mee bezig, niet eens met het wegwerken van achterstanden. Ik ben bang dat zij volgend jaar niet klaar zijn. Dat zou ook verbazingwekkend zijn, want dan zou je het vmbo netto in ongeveer twee jaar kunnen doen. En dat is niet zo.”

In 4 vwo kampen enkele leerlingen met burnout-achtige klachten, tot schrik van Lies en Gorik. “Dat is écht niet goed. Ze beseffen opeens dat ze veel hebben gemist, hebben het gevoel dat ze het niet kunnen en niet klaar zijn voor de bovenbouw en straks het examen”, zegt Lies. Gorik: “Wij hebben in de jaren met lockdowns hun planning gemaakt, door ze gestructureerd en behapbaar dingen aan te bieden. Nu worden ze opeens geconfronteerd met de eisen van de bovenbouw: moeilijker, sneller én meer zelf plannen. Dat beheersen ze niet, en daar schieten ze echt van de in de stress.”

Advies bij eerste rapport

Er is gelukkig ook vooruitgang, zoals bij de examenleerlingen. Gorik merkt dat zij het leren weer oppikken. “Zij voelen de druk van het examen en hebben meer schoolervaring. Door veel formatief toetsen stel je vast waar hun achterstanden zitten, zodat zij inzien waar ze nog aan moeten werken en wij weten met wie we extra aan de slag moeten”, zegt hij. “In de andere jaren is dat lastiger, maar daar geef ik als docent dan aan dat een leerling baat zou hebben bij bepaalde maatwerklessen. Op de achtergrond kijkt ook de coach mee. De leerling bepaalt uiteindelijk, maar ik vind het wel onze verantwoordelijkheid om ze de juiste keuzes te leren maken.”

Lies: “Alle leerlingen hebben bij het eerste rapport een advies gekregen: hoe zien wij jou, waarin loop je achter en wat zou volgens ons voor jou werken. Zo worden knelpunten zichtbaar, en kunnen ouders die beter bespreken met hun kind en de coach. Er komt ook een tweede scan, om ouders een leerlingen te vragen of hun inzichten zijn veranderd. Daarnaast brengen we op school alles in kaart. We willen zien of al die extra’s leiden tot minder achterstand. Daar zijn we helaas nog niet. Er zal een punt komen waarop je zegt: nu staan we waar we zonder corona zouden zijn geweest. Maar dat gaat langer duren dan een jaar.”

Niet straks de stekker er weer uit

Gorik vraagt zich af of dat punt wordt bereikt binnen de looptijd van het NP Onderwijs. Hij zou daarom graag zien dat het extra geld structureel wordt, zodat nieuwe docenten na de komende twee jaar kunnen blijven en waardevolle nieuwe programma’s mogen doorgaan. “Het zou echt heel zonde zijn als de stekker er straks weer uit moet. Dat is de grote valkuil wat mij betreft, en ik hoor die zorg op meer scholen”, zegt hij. Ook Lies hoopt op structurele steun. “Niet eens zozeer voor de reguliere lessen, maar vooral voor maatwerk in de breedste zin van het woord. En voor alle mooie dingen buiten de lessen. Zodat er een groepsgevoel ontstaat en school ook weer een keertje echt léuk is.”

  • Footerlogo Nationaal Programma Onderwijs